De menswording van God… mijmeringen van de pastoor (3)
‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij’, dit zijn de openingswoorden van Jezus bij Marcus, de allereerste die zijn evangelie geschreven heeft. Matteüs en Lucas nemen van Marcus die boodschap van Jezus over, maar niet als zijn ‘eerste’ woorden. Deze woorden van Jezus mogen letterlijk gelezen worden. Jezus heeft het Rijk van God, dat door Matteüs het Rijk der hemelen wordt genoemd, voor ons weer toegankelijk gemaakt. Wat eens door de zondeval van Adam was afgesloten, is door de liefde van God, die op een unieke wijze zichtbaar is geworden aan het kruis, weer geopend. Daardoor wordt het scheppingsverhaal opnieuw heel actueel. Leven zoals Adam en Eva in de paradijselijke tuin van Eden is onze eerste roeping geworden, die elke christen gemeen heeft. Het is een leven in harmonie met elkaar en met God die liefde is en die zich in alle mooie dingen van de schepping, in wat ‘goed’ is en ‘zeer goed’ laat zien. Wij hoeven dus niet te wachten tot na de dood, maar mogen nu reeds leven in dat paradijs. Daartoe zijn we gedoopt. Op sacramentele wijze werd toen tot uiting gebracht dat we reeds gestorven zijn, door onderdompeling in het water dat in de Bijbel staat voor de dood, en als nieuwe mensen verrezen in een nieuw lichaam, gesymboliseerd door het witte kleed van Christus.
De eucharistie is een gebeuren waarin wij uiting geven aan dat nieuwe leven. We komen samen om Gods liefde in herinnering te brengen en Hem daarvoor te loven en te danken. Het is een voorafbeelding van het hemelse gebeuren en laat daarom zien waar het voor ons, christenen, nu reeds op aankomt. Gericht zijn op al wat mooi, goed en waar is en daarin tekenen zien van ‘De Liefde’ die, zo mogen wij geloven op het woord en de getuigenis van Jezus, hoe dan ook onze uiteindelijke toekomst zal zijn. ‘Ik ga heen om voor u een plaats te bereiden’, had Jezus gezegd kort voor zijn dood. Ons gehele lichaam, met alle zintuigen, is ons net dáárom gegeven. We hebben ogen gekregen om oog te hebben voor mooie dingen, voor de schoonheid van de natuur, de bloemen en de bomen, de vogels in de lucht, de prachtige blauwe hemel en gele zon die in de avond van kleur verandert. We hebben oren gekregen om oor te hebben voor al wat mooi klinkt, voor wat goed is en waar, voor het fluiten van de vogels en het suizen van de wind, voor lieve woorden, mooie gezangen en vreugdevolle muziek. We hebben onze smaak gekregen om te genieten van sappige druiven en zoete honing. We hebben onze huid gekregen om in de streling van zon en wind Gods’ liefdevolle aanraking te voelen en onze neus om de geur van de meiklokjes, de rozen en de lavendel waar te nemen en ook daarin liefde te herkennen. Mogen genieten van al het goede dat ons geschonken wordt en daarin de Liefde zien waar we uit voortkomen en waar we naartoe gaan, wat een geschenk!
Die grote liefde van God kan in ons het verlangen doen groeien om iets terug te doen. Het komt er dan op aan om goed naar jezelf te luisteren. Wat geeft mij een diepe vreugde, waar brandt mijn hart van? De ‘vreugde’ wijst immers als een kompas de weg aan die voor mij is weggelegd. Wie ontdekt wat hem diepe vreugde geeft, heeft zijn eigen persoonlijke roeping ontdekt. Doen wat je diepe vreugde geeft, maakt niet alleen jezelf gelukkig, maar ook je omgeving. Wie doet wat hij graag doet, doet dat immers altijd goed. Dan wordt ons werk een werk tot welzijn van onszelf en vele anderen en tot lof en eer van de Liefde. Ook dit aspect van het leven komt aan bod in elke eucharistie. We gedenken de liefde van God, die zichtbaar is in al wat goed en mooi is, en we danken Hem daarvoor. Een liefde die een absoluut en onwaarschijnlijk hoogtepunt bereikt in de zelfgave van God aan het kruis, waar Hij zich ten offer geeft voor onze verlossing. We doen dat, zoals Jezus het gevraagd heeft, in tekenen van brood en wijn, voedsel en drank ten leven. Wij worden gevoed en gesterkt door het lichaam van Christus zelf, en dit om steeds meer mens te worden geschapen naar Zijn beeld. Maar we bieden God, als antwoord op zijn liefde, ook onze eigen gaven aan. Ons eigen leven, de voorbije week en de week die komen zal. En we vragen Hem dat Hij dit offer mag aanvaarden tot lof en eer van Zijn Naam en tot welzijn van ons en van de wereld.
Die wereld zelf ‘lijdt nog onder barensweeën’, schrijft Paulus. Jezus heeft voor ons het Rijk Gods weer geopend en begaanbaar gemaakt, maar op de voltooiing ervan is het nog wachten. Dit ervaren we elke dag opnieuw. Daarom ook heeft de kerk als taak om, tot Jezus zal terugkomen om het Rijk Gods te voltooien, zijn dood aan het kruis te blijven verkondigen en zijn verrijzenis te blijven belijden. Om ons te laten zien hoe wij, in een wereld die nog onder barensweeën lijdt, toch kunnen leven als vrije en verloste mensen, ook daarvoor is God mens willen worden. Jezus vertelt ons de Waarheid en belooft ons het Leven, maar toont ons ook de Weg die wíj als ‘mens’ kunnen gaan.