De menswording van God… mijmeringen van de pastoor (2)
‘Zie het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt’. Met deze woorden wijst Johannes de Doper in het eerste hoofdstuk van het Johannesevangelie, onmiddellijk na de proloog die met Kerstdag wordt gelezen, Jezus aan als hij hem in de verte ziet voorbijkomen. Wanneer de leerlingen van Johannes daarop Jezus achterna gaan, draait Jezus zich naar hen toe met de vraag: ‘Wat verlangt gij?’ Het zijn de allereerste woorden van Jezus in dat vierde evangelie. Hij peilt meteen naar hun diepste verlangen. Wat zou het diepste verlangen anders zijn dan de volle vrijheid om te kunnen aanvaarden wat is, te kunnen openstaan voor wat komt en de vreugde te ervaren die daarmee gepaard gaat. ‘Ik heb jullie alles meegegeven’, zal Jezus in datzelfde evangelie op het laatste avondmaal zeggen, ‘opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden.’
De woorden van de Doper klinken in elke eucharistie, zelfs tot 4 keer toe. Wij gedenken dan Gods grote daden en vieren het offer van Jezus aan het altaar. Heel die offercultus klinkt vandaag vreemd in onze oren. Het vindt haar oorsprong dan ook in de oudheid waarin men gewoon was om offers te brengen aan de plaatselijke (af)goden en dit om de goden welgevallig te zijn. Voor Abraham, die door God was geroepen om weg te trekken uit het land van zijn voorouders, was het brengen van offers een vanzelfsprekendheid. Daarom ook zal hij telkens weer een altaar bouwen en een offer brengen als herinnering aan het verbond dat God met hem gesloten heeft. Ook Mozes zal het volk de opdracht geven de bevrijding uit Egypte te blijven gedenken door het offeren van een lam.
Wanneer het volk Israël, vele jaren later, in ballingschap wordt weggevoerd, komt het tot nadenken. Hoe is het toch allemaal zo ver kunnen komen? Het is in die reflectieperiode dat de prachtige verhalen over de schepping en de zondeval tot stand komen. God had een wereld gemaakt die mooi was en goed. ‘En Hij zag dat goed was’, klinkt het als steeds terugkerend refrein. De mens leefde in harmonie met elkaar en met God. Dit is wat Israël had ervaren in zijn mooiste momenten. Maar heel de geschiedenis door hebben ze ook ervaren hoe de mens zwak is en zo snel toegeeft wanneer de twijfel zich als een slang nestelt in zijn hoofd en zo de hele mens vergiftigt. Juist die twijfel doet de mens wankelen en brengt onheil. De mens voelt zich dan klein, machteloos en verlaten en hunkert naar de momenten waarin het hem goed ging. Het is een steeds terugkerend thema ook in de psalmen. Het opnieuw willen goedmaken wat door eigen schuld werd stukgemaakt, is eigen aan dat volk van God.
Het boek Genesis vertelt hoe, kort na de schepping, de zondeval geleid heeft tot een radicale breuk tussen God en mens. De mens kan niet langer leven in het paradijs en zal voortaan de aarde moeten bewerken en zwoegen om ervan te kunnen eten, zijn leven lang. Het paradijs is gesloten en de weg naar de levensboom wordt bewaakt door een vlammend zwaard. Adam en Eva zullen God voortaan niet meer kunnen aanschouwen van aangezicht tot aangezicht. Ook Mozes en Elia zullen hun aangezicht verbergen voor de Heer. En wanneer Israël een tempel voor de Heer bouwt, zal de plaats waar de ark van het verbod bewaard wordt, afgesloten worden door een voorhangsel. Alleen de hogepriester zal toegang krijgen tot dat heiligdom.
Maar Paulus getuigt in zijn brieven aan de Romeinen en aan de Korintiërs dat Jezus heeft rechtgezet wat door Adam werd scheefgetrokken. ‘Omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden’. ‘Eén fout leidde tot veroordeling van allen, maar één goede daad leidde tot vrijspraak en leven van allen’. Omdat de mens zelf de brug tussen hem en God had afgebroken, moest die brug -omwille van de vrijheid- ook door de mens zelf weer worden opgebouwd. Ziehier een tweede reden waarom God mens is willen worden, om zo zelf de brug weer op te bouwen en het offer te brengen dat Israël zichzelf had opgelegd om de relatie met zijn God te kunnen herstellen. Jezus zal daarmee de toegang tot het paradijs voor iedereen heropenen en de mensheid bevrijden van de schuld en schaamte die hem verwijderd hield van de Liefde die God is. In het evangelie van Johannes sterft Jezus op de dag dat de lammeren worden geslacht om de bevrijding van het volk uit het slavenhuis te gedenken. Daarom is Hij ‘het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt’.
Hij zal daarbij voorgoed een einde maken aan die offercultus. Voortaan geen bloedoffers meer, maar brood en wijn, als tekenen van het nieuwe altijddurende verbond dat God met de mens in Jezus gesloten heeft.
Op het moment dat Jezus sterft, scheurt het voorhangsel van de tempel van boven tot onder in twee, schrijven alle synoptische evangelisten. De toegang tot God is door het offer dat Jezus gebracht heeft voor iedereen opnieuw geopend en begaanbaar gemaakt. In elke eucharistie vieren wij de gedachtenis van dat gebeuren, van onze verzoening met God, die alleen mogelijk is geweest dankzij Zijn menswording en het daartoe noodzakelijke fiat van Maria.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!